Het fijne van dromen is dat je soms toch weer even bij iemand kan zijn die er niet meer is. Het kan een bittere pil zijn om dan wakker te worden en weer in een realiteit te zijn die anders is, maar zo ervaar ik dat meestal niet. Het is alsof je nog kan genieten van iemand, iets mee maken met iemand, zonder dat je iets herbeleeft wat geweest is. Zo droomde ik vannacht over mijn zus en Timmy, onze ‘keeshond’ die nog voor het millennium is overleden. En het voelde niet beklemmend want in mijn dromen ben ik niet bezig met het feit dat ze er niet meer is, de droom is de werkelijkheid op dat moment.
Ook is het fijne van dromen dat alles kan: het ene moment kan je hier zijn, het andere daar. Het maakt niet uit of het klopt of niet. In mijn droom van vannacht was ik in een hotel. Het ene moment liep ik bloot rond het zwembad, het volgende waadde ik in het zwembad om potjes op te pakken onder water, en vervolgens zag ik onder water (zonder dat het onder water leek) een grote doos met sushi. Vervolgens liep ik het zwembad uit (zonder de sushi) en het hotel in. Ik voelde in mijn broekzak van mijn jogginbroek naar de sleutel van mijn kamer en stond voor kamer 52. Ik dacht ‘dat klopt niet’ maar zag ineens Timmy op de grond liggen en die stond op en liep voor me uit naar de juiste deur, nummer 152. En toen werd ik wakker.
Hoewel mijn zus maar zijdelings voorkwam in mijn droom, was het alsof het dagelijks leven was, waarin je elkaar ook niet continue heel actief sprak. En het gaf weer even een gevoel van weerzien. Het is nu bijna een jaar geleden dat ze is overleden: 12 november, mogelijk dat het daardoor komt, ze komt maar sporadisch langs in mijn dromen. Gelukkig ben ik de 12e vrij, dan zal ik denk ik toch weer even naar haar graf gaan, al is het maar omdat ik haar daar als laatste heb achtergelaten.